Een
beroemd echtpaar dat op Grand Tour gaat, zijn grootvorst Pavel Petrovitsj, de
latere tsaar Paul I, en zijn vrouw Maria Fjodorovna. Pavels moeder Catharina de
Grote, stuurt hen in 1781–82 op reis. De tsarina hoopt dat haar zoon op de reis
vaardigheden leert om een goed vorst te kunnen worden. Zij reizen incognito
onder de naam ‘graaf en gravin van het Noorden’ (comte et comtesse du Nord)
door Midden-Europa naar Italië. Er zijn bezoeken aan diverse vorsten om zowel
diplomatieke als persoonlijke banden aan te knopen. Ze leren over landsbestuur
en legeraanvoering en maken kennis met invloedrijke filosofen en culturele grootheden.
Hun reis is als het ware een brede stage
In Italië worden zij begeleid door ciceroni, gidsen die in hoge kringen
verkeren, goed op de hoogte zijn van de actualiteiten en ware kunstkenners zijn.
Pavel en Maria worden onder meer meegenomen door Johann Friedrich Reiffenstein,
die vooral onder Duitse reizigers erg geliefd is en die door Catharina is
aangesteld als adviseur, en de Duitse landschapschilder Jacob Philipp Hackert,
die het echtpaar rondleidt in Tivoli, het antieke lustoord nabij Rome.
De
reis is ook aanleiding om kunst aan te kopen en in opdracht te geven bij de
belangrijkste kunstenaars van dat moment. Pavel en Maria kopen tijdens hun reis
onder meer werken van Hackert, Angelika Kauffmann en Pompeo Batoni, alsmede een
aantal sculpturen.