Tot ver in de achttiende eeuw werden de middeleeuwen gezien als een duister en
barbaars tijdperk – de Dark Ages. Maar rond 1800 kwam daar verandering
in. Dit hing samen met de opkomst van de moderne nationale staat, de
industriële samenleving en de Napoleontische oorlogen in Europa. Men verlangde
terug naar de middeleeuwen, vanuit het idee dat het leven toen nog puur en
zuiver was. Er ontketende zich een ware revival op culturele terreinen,
waarin ridderverhalen en neostijlen populair werden en een verzamelwoede van
middeleeuwse toegepaste kunst om zich heen greep.
In de literatuur werd de ‘historische roman’ een belangrijk
nieuw thema. Beroemd is het werk van Sir Walter Scott, vooral de ridderroman Ivanhoe
uit 1819. In de architectuur werd de neogotische stijl populair en in de muziek
raakten componisten geïnspireerd door middeleeuwse thema’s. Neem de opera Tristan
und Isolde (1865) van Richard Wagner. In Rusland componeerde Aleksandr
Borodin de opera Prins Igor, die teruggreep op een middeleeuws episch
dichtwerk. De opera, na Borodins dood in 1887 door Nikolaj Rimski-Korsakov en
Aleksandr Glazoenov afgemaakt, ging in 1890 in Petersburg in première.