De rijkdom
van de Noordelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw triggerde een enorme
bloei van de schilderkunst. Talloze schilders schiepen weergaloze meesterwerken
die nu pronkstukken zijn van musea overal ter wereld, en de Hermitage
St.-Petersburg in het bijzonder. Historiestukken,
landschappen, portretten, stillevens, taferelen uit het dagelijks leven,
zeegezichten en kerkinterieurs werden vastgelegd in de ateliers, met een haast
onvoorstelbare verbeeldingskracht.
Er waren
grootheden die vele genres beheersten, zoals Rembrandt, maar veel schilders
richtten zich op één schildergenre. Kenmerkend voor de zeventiende-eeuwse
Hollandse schilderkunst is dan ook de vergaande specialisatie van de
kunstenaars. Een greep uit de genres die zijn vertegenwoordigd: Bijbelse
voorstellingen van Lastman en Wtewael, portretten door onder anderen Rembrandt,
Hals en Flinck, stillevens van Bol, Heda en Kalf, genrestukken van Dou, Steen en
Ter Borch, landschappen van Ruisdael en Van Goyen, stadsgezichten van
Berckheyde en Van der Heyden.